Direct naar content

Rookbeleid

Het uitgangspunt is dat medewerkers niet worden blootgesteld aan tabaksrook. In de werksituatie van de ggz is daar extra aandacht voor nodig, omdat werkplek en persoonlijke levenssfeer van de cliënt samenvallen. Hoe regel je dat als er cliënten zijn die roken? En hoe doe je dat als je bij de mensen thuis komt?

Stel een rookbeleid op

Tabaksrook is een gevaarlijke stof. Niet alleen voor degene die rookt, maar ook voor de mensen in de omgeving die tabaksrook inademen. Bovendien maak je het degenen die gestopt zijn met roken vaak lastig als je in hun omgeving rookt. Dat geldt voor collega’s en voor cliënten. Om deze redenen hebben we wetgeving die het roken terugdringt.

In ggz-organisaties moeten daar soms specifieke afspraken over worden gemaakt, omdat de werkplek en de vrijheid van de cliënt (persoonlijke levenssfeer) soms samenvallen.

De volgende punten zijn belangrijk om ten minste te regelen:

  • Stel in overleg met de medezeggenschap een rookbeleid op.
  • Neem sanctiemogelijkheden op in het rookbeleid en treed op bij overtredingen.
  • Neem als uitgangspunt dat medewerkers niet worden blootgesteld aan tabaksrook in ruimtes waarin zij hun werkzaamheden uitvoeren. Medewerkers hebben recht op een rookvrije werkplek (Tabakswet), waarbij oog moet zijn voor de uitzonderingen in de wetgeving.
  • Maak specifieke afspraken over werksituaties in de privé-vertrekken van cliënten en verwerk deze in de voorwaarden voor de dienstverlening.
  • Als er gerookt wordt binnen de organisatie, dan gebeurt dat op aangewezen plaatsen waar voorzieningen getroffen zijn om de brandveiligheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat de tabaksrook zich niet kan verspreiden naar andere ruimtes waar werkzaamheden worden verricht. Beperk het aantal plaatsen en geef speciale aandacht aan ruimten die tot de ‘persoonlijke levenssfeer’ van de cliënt behoren.
  • Communiceer over het rookbeleid met medewerkers, cliënten en bezoekers.